Punt PC-4: Mobiele telefoontjes vanuit de vliegtuigen:
Punt PC-4: De tweede officiële lezing

<< Vorig Punt, Volgend Punt >>

Inleiding

Volgens wat diende als de officiële lezing betreffende het gebruik van mobiele telefoons vanuit de vliegtuigen op 11 september tot 2004 (toen het Het Eindverslag Commissie 11 September werd uitgegeven), werden er meer dan een dozijn gesprekken – door een combinatie van passagiers en bemanning – gevoerd met mensen op de grond via een mobiele telefoon. Het geloof dat dergelijke telefoontjes waren gepleegd werd door de media aan het publiek overgebracht, klaarblijkelijk met de steun van de FBI en (later) het Het Eindverslag Commissie 11 September. Volgens de eerste versie van het officiële verhaal (Punt PC-3) werden naar verluidt mobiele telefoongesprekken gevoerd door passagiers en/of cabinepersoneel vanaf alle vier de vluchten, hoewel de meeste kwamen vanaf UA 93.

Het feit dat de eerste versie van de officiële lezing over mobiele telefoons was vervangen door een tweede versie werd duidelijk uit de getuigenis van de FBI tijdens het proces tegen Moussaoui, dat in het begin van 2006 plaatsvond. De tweede versie staat ook impliciet vermeld in het Het Eindverslag Commissie 11 September (dat in 2004 verscheen), hoewel dat feit niet duidelijk was tot na a) de FBI hun rapport presenteerde in de zaak tegen Moussaoui en b) er een stafrapport van de Commissie beschikbaar kwam. [1]

De officiële lezing: Tweede versie

De meeste telefoongesprekken vanaf de vluchten op 11 september werden gepleegd met (aan de stoelen bevestigde) boordtelefoons; slechts twee werden gepleegd met een mobiele telefoon. Dit werd verklaard tijdens het proces tegen Zacarias Moussaoui in 2006, berichtte journalist Greg Gordon, die het proces versloeg voor de McClatchy Newspapers. [2] In een opsomming van dit deel van de getuigenis door de FBI schreef Gordon: “Achterin het vliegtuig pleegden 13 van de doodangstige passagiers en bemanningsleden 35 telefoontjes met de boordtelefoon en twee met mobiele telefoons naar familieleden en vluchtleiders, zo getuigde een lid van de Gezamenlijke Werkgroep Terrorisme van de FBI op dinsdag.” [3]

Beide mobiele telefoontjes kwamen vanaf UA 93, nadat het (kort voor het neerstorten) tot een hoogte van 1,5 kilometer was gedaald. [4] De twee vermelde mobiele bellers waren stewardess CeeCee Lyles en passagier Edward Felt (die niet worden genoemd onder (Punt PC-3: Telefoontjes vanuit de Vliegtuigen; De Eerste Officiële Lezing). De verslagen van de FBI over de telefoontjes van Lyles en Felt worden geprofileerd – net als de verslagen van de FBI over alle telefoontjes vanaf de vluchten van 11 september, of ze nu vermeend werden gevoerd met een boordtelefoon of een mobiele telefoon – tijdens een interactieve videopresentatie op de website van de Amerikaanse overheid voor het proces tegen Moussaoui. [5] Elk rapport bestaat uit een staatje dat een opsomming geeft van de informatie betreffende het telefoongesprek.

Het staatje van stewardess CeeCee Lyles geeft aan dat ze twee telefoontjes pleegde, waarvan er één “een mobiel gesprek” was naar een vast telefoonnummer om 9:58:00 in de ochtend. [6]

Het staatje voor het gesprek van Felt, dat ook zou zijn begonnen om 9:58:00, zegt “gesprek gevoerd vanaf het toilet”, waaruit lezers kunnen opmaken dat het met een mobiele telefoon moet zijn gepleegd. Er bestaat nog een veel duidelijker staatje – hoewel minder toegankelijk – dat zegt: “9:58 AM: Passagier Edward Felt, gebruik makend van zijn mobiele telefoon, (732) 241 XXXX, neemt contact op met John Shaw, een telefonist bij 112 uit Westmoreland County, Pennsylvania.” [7]

Gebaseerd op het geloof dat andere telefoontjes vanuit de vliegtuigen van 11 september waren gepleegd met een mobiele telefoon hebben sommigen geargumenteerd dat de vermelde gesprekken vanuit de vliegtuigen op 11 september niet hadden kunnen zijn verbonden, op grond dat mobiele telefoongesprekken vanaf vliegtuigen op grote hoogte in 2001 niet mogelijk waren. Echter, gezien het feit dat de enige vermelde mobiele gesprekken kwamen vanuit UA om 9:58:00 AM, nadat het tot een hoogte was gedaald van 1,5 kilometer, is er geen probleem.

Het beste bewijs

Door het verklaren van deze tweede versie van de officiële lezing – dat de enige mobiele gesprekken vanaf de vluchten van 11 september waren gepleegd vanuit UA 93 om 9:58:00, nadat het toestel klaarblijkelijk was gedaald naar een hoogte van 1,5 kilometer – omzeilde de FBI schijnbaar het probleem dat was ontstaan door het feit dat in 2001 mobiele gesprekken vanaf een grote hoogte op zijn best zeer tijdelijk konden worden verbonden. Maar er blijven vijf problemen bestaan.

1. De telefoontjes van Lyles en Felt

Zoals gesteld onder (Punt PC-3: “Mobiele telefoontjes vanuit de vliegtuigen: De eerste officiële lezing”) berichtte A K Dewdney dat het zijn bevinding was dat de kans op een succesvol mobiel gesprek vanuit een tweemotorig vliegtuig nul wordt boven een hoogte van twee kilometer. Ook zei hij dat dat vanuit grote vliegtuigen een mobiele telefoon niet zou werken op lagere hoogten omdat deze veel beter zijn geïsoleerd. [8] Hoeveel lager? Volgens vele anekdotische verslagen heeft Dewdney gezegd: “In grote passagiersvliegtuigen verliest men de verbinding tijdens het opstijgen, meestal voor het toestel een hoogte bereikt van 300 meter.” [9] Het feit dat UA 93 zich op 1,5 kilometer bevond toont daarom niet noodzakelijkerwijs aan dat Felt en Lyles met succes een mobiel gesprek konden voeren om 9:58:00 AM.

Er is inderdaad bewijs dat zij die telefoontjes niet pleegden: De telefoongegevens van UA 93 voor de gesprekken van Lyles en Felt op het precieze moment van 9:58:00 AM laten geen telefoonnummer en geen duur zien – informatie die op elke afrekening voor een mobiele telefoon staat vermeld [10] – ondanks een “uitputtende studie … naar de mobiele telefoongegevens van elk van de passagiers die in het bezit waren van een mobiele telefoon.” [11]

2. De onjuistheid van de eerste officiële lezing

Op grond van de verkondiging dat alle vermeende mobiele telefoontjes, behalve die van Felt en Lyles, waren gepleegd met de boordtelefoon, impliceert het rapport van de FBI uit 2006 dat één van de belangrijkste elementen in het verhaal van 11 september, zoals vanaf het begin verteld – of op zijn minst toegestaan – door de autoriteiten – dat over de aanwezigheid van kapers op de vluchten van 11 september werd bericht via mobiele telefoon door talloze passagiers – niet waar was. De vraag ontstaat dan of de tweede versie van de FBI plausibel is.

3. Een reden om a priori te twijfelen aan de tweede versie

De versie van de FBI uit 2006 brengt met zich mee dat alle berichte telefoontjes die werden gepresenteerd in de eerste officiële lezing als mobiele telefoontjes feitelijk kwamen vanaf een boordtelefoon – behalve die van Lyles en Felt. Ofwel, de telefoontjes van zeven passagiers – Mark Bingham, Marion Britton, Tom Burnett en Jeremy Glick aan boord van UA 93; Peter Hanson en Brian Sweeney aan boord van UA 175; en Barbara Olson aan boord van AA 77 – waren onjuist toegeschreven.

Het zou kunnen dat er bij alle van deze telefoontjes fouten in het spel zijn, misschien door het verkeerd verstaan, verkeerd gezegd, of een slecht geheugen (door ofwel de journalisten die erover berichtten, ofwel de ontvangers van de telefoontjes). De kans op zoveel fouten, allen in dezelfde richting, is wel erg klein.

Overigens, twee van de berichte telefoontjes kunnen niet worden verklaard door verkeerd horen, verkeerd gezegd of een slecht geheugen: de telefoontjes naar Julie Sweeney en Deena Burnett. (Het probleem met de telefoontjes van Barbara Olson is een bijzonder geval, zoals behandeld onder (Punt PC-2.)

4. Het gesprek ontvangen door Julie Sweeney

Zoals vermeld onder (Punt PC-3: “Mobiele telefoontjes vanuit de vliegtuigen: De eerste officiële lezing” zei schrijver voor de Washington Post David Maraniss in een bespreking van UA 175: “Brian Sweeney belde zijn vrouw Julie: ‘Hoi Jules,’ zei Brian door zijn mobiele telefoon, ‘dit is Brian. We zijn gekaapt en het ziet er niet zo goed uit.’” [12]

Punt PC-3 vermeld echter niet de informatie uit het interview van de FBI met Julie Sweeney op 2 oktober 2001. Ze was niet thuis toen haar man belde, en toen ze “thuis kwam zag ze dat haar man een boodschap op hun antwoordapparaat achter had gelaten met zijn mobiele telefoon vanuit het vliegtuig. Het antwoordapparaat legde vast dat de boodschap om ongeveer 8:58 ’s ochtends was ingesproken.” Op dat moment bevond UA 175 zich naar verluidt op een hoogte van ongeveer 7,5 kilometer. [13]

Gezien het feit dat het 27 seconden durende telefoontje was achtergelaten op Julie Sweeney’s antwoordapparaat, kan niet worden beweerd dat haar relaas – dat haar man had gebeld met zijn mobiele telefoon – was gebaseerd op slecht gehoor of geheugen. Hoe kan dan de FBI later verklaren dat Brian Sweeney een bericht had achtergelaten “vanaf een boordtelefoon van GTE?” [14])

5. De gesprekken ontvangen door Deena Burnett

Deena Burnett, voormalig stewardess bij Delta Airlines, vertelde, kort nadat ze de telefoontjes had ontvangen, aan interviewers van de FBI dat ze drie tot vijf telefoontjes had gehad van haar man Tom Burnett die aan boord was van UA 93. [15]

  • In de eerste jaren na 11 september (van 2001 tot 2006) werden deze telefoontjes in boeken [16] en krantenartikelen [17] beschreven als mobiele gesprekken.
  • Deze gesprekken vanuit UA 93 werden naar verluidt gevoerd vanaf grote hoogte (10,5 en 12,5 kilometer), [18] dus op dat moment had Tom Burnett zijn vrouw niet kunnen hebben gebeld met een mobiele telefoon. Zelfs Deena Burnett zelf, die stewardess was geweest, schreef later: “Ik begrijp niet hoe hij (Tom) me met zijn mobiele telefoon kon bellen vanuit de lucht.” [19]

Toen het rapport van de FBI over de telefoontjes vanuit de vliegtuigen van 11 september werd uitgegeven in verband met het proces tegen Moussaoui in 2006 stond daarin dat Tom Burnett drie keer had gebeld, en geen van die drie was met een mobiele telefoon: Van alle werd gezegd dat ze waren gepleegd met een boordtelefoon. [20] Het verslag van de FBI specificeert ook vanaf welke rij de telefoontjes werden gepleegd. [21]

Dit rapport van de FBI uit 2006, volgens welk Tom Burnett zijn vrouw had gebeld met een aan zijn stoel bevestigde boordtelefoon, hielp het probleem de wereld uit van hoe hij op de grote hoogte van UA 93 zijn mobiele telefoon had kunnen gebruiken. Maar hierdoor ontstond weer een nieuw probleem:

  • Volgens het interview van de FBI met Deena Burnett op 11 september 2001 wist ze dat haar man zijn mobiele telefoon had gebruikt: “Burnett was in staat te bepalen dat haar man zijn eigen mobiele telefoon gebruikte omdat de nummerweergave zijn nummer liet zien, 925-980-3360. Slechts bij één van de telefoontjes werd het nummer van de beller niet weergegeven omdat ze op dat moment iemand anders aan de lijn had.” [22]
  • Dit veroorzaakte een schijnbaar onoverkomelijk probleem: Als Tom Burnett een boordtelefoon had gebruikt dan zou zijn mobiele nummer niet één keer zijn verschenen op de nummerweergave.
  • Het door de FBI bestempelen van de telefoontjes van Burnett als komend van een boordtelefoon, ondanks het vroege interview met Deena Burnett waaruit het tegendeel blijkt, wordt tegengesproken door de precies omgekeerde behandeling door de FBI van de zaak waarbij stewardess CeeCee Lyles was betrokken:
    • Een samenvatting door de FBI van de getuigenis van haar man zegt: “Om 9:58 in de ochtend ontving Lorne Lyles thuis een telefoontje van haar mobiele telefoon … Lyles zei dat CeCe [sic] Lyles’ telefoonnummer 941-823-2355 het nummer was dat verscheen op de nummerweergave.” [23] Dit verslag werd waarheidsgetrouw weergegeven in het telefoonverslag tijdens het proces Moussaoui.
    • Maar ook al verschafte Deena Burnett hetzelfde bewijs – dat het mobiele telefoonnummer van haar man was te zien in de nummerweergave van haar telefoon – werd haar getuigenis niet weergegeven in het verslag van de FBI tijdens het proces Moussaoui.
    • Dit verschil in behandeling zou kunnen worden verklaard door het feit dat, waar het vermeende telefoontje van Burnett kwam van een hoogte die duidelijk te hoog was om een mobiel gesprek te voeren, een mobiel gesprek op een hoogte van 1,5 kilometer wel mogelijk zou kunnen zijn.

De bewering van de FBI dat de gesprekken van Burnett afkomstig waren van een boordtelefoon impliceert dat 1) of er mankeerde iets aan het geheugen van Deena, of 2) ze loog. Echter, 1a) Deena gaf het interview met de FBI binnen een paar uur na het ontvangen van de telefoontjes [24] en 2a) er bestaat geen geloofwaardig motief voor haar om te liegen.

De FBI heeft geen verklaring gegeven voor de tegenstelling tussen hun interview uit 2001 en het rapport dat in 2006 boven kwam drijven; ze hebben deze tegenstelling gewoonweg genegeerd.

Bovendien verschaft het telefoontje aan Julie Sweeney, zoals hierboven weergegeven, aanvullende ondersteuning voor het waarheidsgehalte van het relaas van Deena Burnett.

Conclusie

Terwijl de eerste officiële lezing betreffende de vermeend gekaapte vliegtuigen zwaar leunde op berichten van mobiele telefoongesprekken door passagiers en bemanningsleden, beweerde de tweede officiële versie – impliciet vermeld in het Het Eindverslag Commissie 11 September en expliciet genoemd in het FBI verslag uit 2006 voor het proces tegen Moussaoui – dat alle telefoongesprekken die waren bericht als komende van mobiele telefoons, met uitzondering van die van Edward Felt en CeeCee Lyles om 9:58, feitelijk waren gemaakt met boordtelefoons.

De tweede officiële lezing, als we de problemen in de verslagen van Felt en Lyles even terzijde schuiven, verwijderde het grootste probleem van de eerste versie, welke beweerde dat er mobiele telefoontjes waren gepleegd op grote hoogte. Maar deze oplossing zorgde voor nieuwe problemen.

Door de waarheid te ontkennen van het grootste deel van de eerste versie, die was verschaft of in ieder geval toegelaten door de autoriteiten, roept de tweede versie vragen op over de eigen betrouwbaarheid: Waarom zouden we de nieuwe versie van de autoriteiten vertrouwen?

Het idee dat alle zeven van de vermelde mobiele telefoongesprekken, behalve die van Felt en Lyles, aan fouten zijn te wijten is onwaarschijnlijk.

Bovendien kunnen twee van de vermelde mobiele gesprekken niet zomaar wegverklaard worden omdat het telefoontje aan Julie Sweeney vanaf een hoogte van 7,5 kilometer werd vastgelegd op haar antwoordapparaat en van de telefoontjes aan Deena Burnett werd aangetoond dat ze afkomstig waren van de mobiele telefoon van haar man omdat zijn mobiele nummer verscheen in de nummerweergave, dit terwijl zijn vliegtuig op dat moment op een hoogte was van 10,5 kilometer.

Zodoende wordt de tweede officiële lezing tegengesproken door ongelegen bewijs: dat twee van de vermeende MOBIELE telefoontjes werden ontvangen vanaf een hoogte waarop het onmogelijk was om zo’n verbinding tot stand te brengen.

<< Vorig Punt, Volgend Punt >>

Referenties voor Punt PC-4
Het Het Eindverslag Commissie 11 September verhulde, wellicht opzettelijk, het feit dat het geen van de mobiele telefoongesprekken bevestigde behalve de vermelde telefoontjes om 9:58 van Edward Felt en CeeCee Lyles aan boord van UA 93. In hun beschrijving van deze vlucht zei de Commissie bijvoorbeeld: “Kort [na 9:32] begonnen passagiers en bemanningsleden een reeks telefoongesprekken vanaf boordtelefoons van GTE en mobiele telefoons” (9/11CR 12). Men zou makkelijk kunnen geloven dat de Commissie hiermee het plaatsvinden van verschillende mobiele telefoongesprekken bevestigde (waarvan sommige van grote hoogte zouden zijn gekomen). Maar een stafrapport voor de Commissie 11 September, gedateerd op 26 augustus 2004, door erop te wijzen dat alleen de gesprekken van Felt en Lyles om 9:58 afkomstig waren van mobiele telefoons (blz. 45), maakte duidelijk dat de enige mobiele gesprekken in de door de Commissie veronderstelde “reeks van gesprekken via luchttelefoons van GTE en mobiele telefoons” de gesprekken waren van Felt en Lyles. Het stafrapport uit augustus 2004 citeerde uit de interviews van de FBI met de ontvangers van de gesprekken van Felt en Lyles, welke de Commissie aanhaalde in hun Eindverslag van juli 2004.
Greg Gordon, Aanklagers Spelen Opname Cockpitrecorder Af, KnoxNews.com, 12 april 2006.
Studie Vluchtpad: United Airlines Vlucht 93, Raad Nationale Veiligheid Transport (NTSB), 19 februari 2002.
Verenigde Staten versus Zacarias Moussaoui, Bewijs nummer P200054. Deze documenten zijn makkelijker beschikbaar gemaakt door 11 September onderzoeker Jim Hoffman in Gedetailleerd Verslag van Telefoontjes vanaf de Vluchten van 11 September.
A K Dewdney, Rapport Project Achilles: Deel Eén, Twee en Drie, in Physics 911, 23 januari 2003; De Mobiele en Boordtelefoongesprekken vanuit Vlucht UA 93, in Physics 911, 9 juni 2003. Voor de resultaten van Dewdney’s experiment met een tweemotorig vliegtuig zie Barrie Zwicker, Torens van Bedrog: De Mediadoofpot van 11 September (Gabriola Island, BC: New Society Publishers, 2006), blz. 375. Volgens Marco Thompson, voorzitter van de Raad Telecom San Diego, “Mobiele telefoons zijn niet gemaakt om het te doen in een vliegtuig. Ook al doen ze het wel.” De regel is dat de telefoon het doet wanneer het vliegtuig op lage snelheid vliegt, en boven een stad. Dan zal de telefoon het doen tot een hoogte van ongeveer 3 kilometer. “Het ligt er ook aan hoe snel het vliegtuig vliegt en de nabijheid van zendmasten”, zei Thompson. “Het zou op 9 kilometer even kunnen werken, als een toestel zich in de buurt van een zendmast bevindt, maar de kans is klein en de verbinding zal snel verbroken worden.” Ook is het doorgeven van mast tot mast lastiger. Het systeem is berekend op een snelheid van 100-160 km/u. “Het is niet gebouwd voor vliegtuigen die 650 km/u doen.” San Diego Metropolitan (backup), oktober 2001.
E-mail van 21 november 2006 aan David Ray Griffin. Voor een bevestiging hiervan, zie het gefilmde experiment “9/11 Experiment: Do cell phones work from an airplane? [Werken Mobiele Telefoons vanuit een Vliegtuig?]”, Deel 1 (van 8) (2010), Deel 2 en Deel 3 (2011), …
De oorspronkelijke gegevens van telefoongesprekken vanuit Vlucht 93 zijn beschikbaar op scibd.com.
De Commissie 11 September, Memorandum voor het Archief, 13 mei 2004.
David Maraniss, 11 September 2001, in de Washington Post, 16 september 2001.
Zie Interview van de FBI met Julie Sweeney, blz. 15. De hoogte is te zien op blz. 4 van de Studie Vluchtpad NTSB.
Zie Brian Sweeney, Telefoongesprekken, United Airlines Vlucht 175.
Interview met Deena Lynne Burnett, Federal Bureau of Investigation, 11 september 2001, INTELWIRE; ook beschikbaar op scribd.com, blz. 65.
Jere Longman, Onder de Helden: United 93 en de Passagiers en Bemanning die Terugvochten (New York: Harper Collins, 2002), blz. 107, 111; Deena L Burnett (met Anthony F Giombetti), Terugvechten: Leven Voorbij Onszelf (Longwood, Florida: Advantage Inspirational Books, 2006), blz. 61.
David Maraniss, 11 September 2001, in de Washington Post, 16 september 2001. Dit verhaal is niet meer beschikbaar op de website van de Post, maar is onder een nieuwe titel, Een Gewone Werkdag Verandert in Onwerkelijke Terreur), op een andere website. Zie ook Greg Gordon, Weduwe Verteld over Schrijnende Laatste Gesprekken, in de Sacremento Bee, 11 september 2002.
Het Eindverslag Commissie 11 September, blz. 11, 29. Volgens het interview van de FBI met Deena Burnett kwam het eerste telefoontje “om ongeveer 6:30 PST [sic; werkelijk PDT]”, dus 9:30 EDT. Op dat moment vloog UA 93 naar verluidt op 11 kilometer: zie Studie Vluchtpad: United Airlines Vlucht 93, NTSB (Nationale vervoersveiligheidsraad), 19 februari 2002.
Deena L Burnett (met Anthony F Giombetti), Terugvechten, blz. 61. De gesprekken duurden naar verluidt 28, 54 en 62 seconden – gespreksduren die in 2001 niet mogelijk waren met een mobiele telefoon op grote hoogten.
Verenigde Staten versus Zacarias Moussaoui, bewijsstuk nummer P200054. Deze grafische weergave kan het best worden bekeken in Hoffman’s Gedetailleerd Verslag van Telefoongesprekken vanuit de Vliegtuigen op 11 September.
Het rapport (Ibid.) gaf aan dat Tom Burnett deze gesprekken voerde vanaf telefoons op rij 24 en 25 van deze Boeing 757.
FBI, Interview met Deena Lynne Burnett (telefoongesprek vanaf gekaapt vliegtuig), Commissie 11 September, FBI Brondocumenten, Chronologisch, 11 september 2001, Intelwire, 14 maart 2008. John Raidt van de Commissie 11 September, die Deena Burnett via telefoon interviewde, verklaarde dat zij geloofde dat Tom haar had gebeld vanuit de eerste klas: “Ze denkt ook dat dit het telefoontje was dat hij pleegde met zijn mobiele telefoon omdat ze het nummer op de nummerweergave herkende” (Commissie 11 September, Memorandum voor het Archief, 26 april 2004). Dit is een vreemd verslag omdat in haar interview met de FBI in 2001, in haar boek uit 2006 en in alle andere berichtgeving Deena meende dat alle gesprekken afkomstig waren van Tom’s mobiele telefoon. Het zou kunnen dat Raidt haar verkeerd begreep – dat ze zei dat “bij slechts één van de gesprekken geen nummer verscheen in de nummerweergave” (zoals ze de FBI had verteld in 2001), maar Raidt zei dat hij meende dat maar één telefoontje afkomstig was van zijn mobiele telefoon. Hoe dan ook, hoe zuiver de verklaring van Raidt ook is, zelfs één telefoontje waarvan was te zien dat het afkomstig was van Tom’s mobiele telefoon zou weer niet in lijn zijn met het nieuwe verslag van de FBI.
Interview met Lorne Lyles, FBI, 12 september 2001.
Interview met Deena Lynne Burnett, FBI, 11 september 2001, intelwire.

 

Comments are closed.